De bel is eraf getrokken. En ik durf nooit te hard op zijn deur te kloppen.
De gaten zitten in het houtwerk, het onderste deel is beslagen met plaatwerk en de metalen deurknop zit los. Achter zijn deur heeft hij een enorme plank staan om de meeste kou buiten te houden die geluidstechnisch nogal faalt. Ik roep dus iets harder dan normaal: ‘Joehoe!’
Fanatiek hoor ik hem de trap afdenderen en zie hem de plank verplaatsen. Het is één van mijn favoriete klanten.
‘Heb je de woningbouw nou al gebeld voor die deur?’ zeg ik als we elkaar goedemorgen gewenst hebben.
‘Ben je gek! Die deur overleeft een stormram van de politie.’
‘Ja, in een vorig leven misschien,’ zeg ik op een mopperende toon.
Hij wuift mijn opmerking weg en loopt lachend naar boven.
Eenmaal boven in zijn kleine etagewoning snuif ik de geur van versgezette Afrikaanse koffie op. Ik kijk rustig rond wat mij vandaag te doen staat terwijl mijn klant ons van mijn favoriete brandstof voorziet. Overal waar ik kijk zie ik een beeld dat volledig haaks staat op de hartelijke, welbespraakte Afrikaan in de keuken. Meerdere kastdeurtjes hangen los in hun scharnieren, het bureau mist een poot, boven een scheidingswand van twee kamers ontbreekt het glas, plinten zijn losgetrokken, hier en daar ontsiert een gat de muren, in de badkamer is een raam ontwricht, in de keuken zit geen hendel meer op de kastjes, vertoont de aanrecht diepe butsen en tot slot heeft hij ook hier uit elke deur zijn segmenten getrapt wat ze tot zinloze geraamtes maakt. Met name bij het toilet heb ik hier de nodige problemen ondervonden, al gaat meneer altijd consequent in een andere ruimte staan als ik moet.
Het is overduidelijk dat hij een probleem met agressie heeft gehad. Voltooid verleden tijd. Zijn woning moest het ontgelden. Maar nu gaat het goed. Langzaam maar zeker zijn we schade aan het herstellen. In mijn ogen is meneer de zachtmoedige zelve.
Los van de zichtbare schade hangt overal kunst. Meneer is een begaafd kunstenaar en schildert in felle kleuren feilloos Amsterdamse stadsgezichten, portretten en landschappen van zijn thuisland. Vorige week hebben we onze maandenlange afmattende missie afgerond zijn slaapkamer tot werkkamer te maken en aan het canvas op zijn werktafel te zien is die al in gebruik.
‘Zo, vandaag doen we het rustig aan.’ Hij zet twee volle mokken neer en gaat bij het open raam zitten waar hij een joint opsteekt. Eigenlijk is dat niet oké volgens de richtlijnen van het Leger maar ik ben er in de loop der tijd achtergekomen dat hij meer doet als hij wat gerookt heeft dan wanneer hij op zijn handen moet zitten niet te roken. En hij weet, zolang er iets openstaat ga ik niet moeilijk doen.
‘Dus je hebt geen zin om iets te doen vandaag?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Niet echt, ik heb eergisteren mijn depot aan medicijnen gehad en die spuiten zitten me altijd dwars.’ Hij legt een hand op zijn achterwerk.
Ik knik.
‘Wel naar het restaurant geweest?’
Hij begint direct te stralen. ‘Werken is heerlijk! Het beste waar ik ooit aan begonnen ben. Vanaf volgende maand ga ik extra diensten draaien.’
Ik ben trots op hem.
Hij is van ver gekomen. Bij zijn aankomst in Nederland in de jaren 80 is hij een aantal jaar dakloos geweest en op straat doorgedraaid. Lange tijd heeft hij in een kliniek gezeten ter behandeling van zijn psychische problemen, maar timmert sinds enkele jaren flink aan de weg van zijn herstel. Sinds kort werkt hij als keukenhulpje in een vegetarisch restaurant en heeft sindsdien qua eten een gezonder patroon doorgevoerd. Ik merk dat vooral doordat opruimen nog niet zijn sterkste kant is. De keuken is regelmatig een explosie aan afwas en etensresten. Toch doet hij zijn best.
‘Heb je nog wat van die inburgeringcursus gehoord?’
Hij begint te lachen, neemt een laatste trek van zijn stick en schiet hem naar buiten.
‘Bureaucratische mafketels, ik heb nog steeds geen idee waar het mis is gegaan met die oproep maar je collega en ik zijn erachteraan gegaan en ik mag mijzelf weer als Nederlander beschouwen.’
We hebben er vreselijk om gelachen. Een oproep tot inburgering en bevordering van de Nederlandse taalkennis van meneer. Natuurlijk was er een moment van paniek en frustratie, maar toen ik hem een dag na het verkrijgen van dat poststuk trof, heb ik hem eraan mogen herinneren dat hij met zekere regelmaat duurdere woorden gebruikt dan ik en dat hij, zelfs bij doorduwen van zijn aanwezigheid op dergelijk programma, volledig gerust kan zijn.
Ik gooi mijn laatste slok koffie achterover en ga de keuken te lijf. Mijn klant neemt het ervan en gaat languit op zijn bed liggen die inmiddels in de woonkamer staat.
Als ik zijn huisje heb doorgewerkt staat mijn klant op om zoals altijd weer een bakkie te zetten. Als we zitten vraagt hij of ik hem kan leren hoe hij zijn was op moet hangen. Ik lach.
‘Dat weet je wel, je hebt er alleen nooit zin in dus kwak je het maar op het rek neer.’
Hij grijnst. ‘Ik dacht, als ik het vraag doe jij het volgende week tenminste nog een keer.’
‘Nog plannen deze week?’ vraag ik bij mijn laatste slokken.
‘Wat muziek maken met vrienden, beetje door de stad fietsen, je collega komt voor de administratie, ik ga bij mijn zusters een reis naar Afrika boeken om mijn moedertje weer eens te zien en werken natuurlijk!’
Ik glimlach. ‘Dat klinkt alsof je je leven aardig op de rit heb vriend.’
Ineens kijkt hij serieus. Zijn donkere gezicht fronst diep, maar glimlacht.
‘Klopt. Misschien heb ik je binnenkort niet meer nodig.’
‘Dat zou fantastisch zijn!’
Hij kijkt mij ondeugend aan: ‘Niet jammer?’
Ik lach. ‘Ook, absoluut. Ik zal vooral je Afrikaanse koffie missen,’ zeg ik er met een knipoog achteraan.
‘C’est la vie!’
Vragend kijk ik hem aan.
‘Zo is het leven.’ Verduidelijkt hij in het Nederlands.
‘C’est la vie,’ herhaal ik om de uitspraak te onthouden.
‘Zo is het leven,’ zegt hij weer.
We glimlachen en knikken naar elkaar.
We zijn het er beide roerend mee eens.
Mooi! En dat van die was vind ik slim bedacht van ‘m ;).
LikeLike