‘Goedemorgen lieverd,’ ik stap in de open armen en laat mij omhelzen. Ik druk het tengere vrouwtje een beetje tegen mij aan. Ze ruikt naar bier en houdt mij net iets langer vast als gewoonlijk. Jammer, schiet er door mij heen, het is ze weer niet gelukt…
Als ik de huiskamer binnenloop geef ik haar echtgenoot, een tandeloze bodybuilder, een boks en zucht door mijn neus een lange zucht terwijl ik mijn lippen samen knijp en ze beide even kort aankijk. De verontschuldiging, of misschien is het schaamte, staat in hun ogen. Ik voel geen veroordeling, geen afkeer of neiging iets te zeggen. Rustig trek ik mijn jas uit en ga zitten. Voor hem een teken dat het een soort van oké is, waarna hij vanonder de salontafel voor hem en zijn vrouw een blik bier op tafel zet. Ze kijken elkaar aan als ze het blikje opentrekken.
Daarmee is voor nu alles gezegd over het alcoholgebruik dat ‘mijn’ echtpaar afgelopen week standvastig staakte, maar helaas ook weer heeft opgepakt.
Vanaf het begin was er tussen dit duo en mij een soort natuurlijke klik. Twee rasechte Amsterdammers die totaal geen blad voor de mond nemen en waar onder grappen en grollen (en zo nu en dan een slok bier) ook direct duidelijk werd dat er flink gewerkt moest worden om het huis op orde te krijgen.
Omdat meneer door het vele sporten en jarenlang belastend werk lichamelijk niets voor elkaar krijgt, zijn mevrouw en ik in enkele maanden het hele huis doorgebuffeld en zijn we op een niveau aanbeland dat ze het niet langer laten verslonzen en er meer ruimte is voor koffie en chocolade waar ik steevast op getrakteerd word.
Vandaag begin ik vrij vlot met het werk. Op de achtergrond wordt de muziek aangezet en zo nu en dan vang ik wat van hun koetjes en kalfjes op. Als ik na een uurtje ga zitten kijkt de vrouw die ik oprecht ‘lieverd’ noem mij aan.
‘Ben je boos op ons?’
Ik sla mijn handen op mijn schoot. Ik ben oprecht verbaasd van de ontwapenende vraag.
‘Natuurlijk niet!’
Ze schokschoudert. ‘Nou ja, het had gekund.’
‘Had het je geholpen als ik boos had geworden?’
Hij grijnst. Zij kijkt mij vragend aan. Ik lach. ‘Nou?’
‘Maar je ging gelijk aan het werk…’
Ik knik. ‘Tja… Heb je de keuken gezien?’
Hij barst in lachen uit. Ook zij ontspant.
‘We zijn doodziek geweest.’
‘Voor niks dus.’ voeg ik er een beetje scherp aan toe.
‘Het is de verveling…’ het is een statement waarin ik waarheid proef.
‘Waarom geen opname om te stoppen?’
‘Ik kan best zonder, weet je…’ Hij knikt naar zijn echtgenote, ‘Zodra zij dagbesteding heeft en we niet meer de hele tijd samen op de bank zitten gaat het anders zijn. Zeker weten.’
Beide knikken.
‘Ik hoop het,’ zeg ik zacht, ‘ik wens beter voor jullie dan dit. Maar het is knap dat jullie het geprobeerd hebben, ik weet dat jullie er niet blij mee zijn dat het nu zo gelopen is…’
Weer knikken beide.
‘Het gaat beter worden. Wacht maar.’ Ze klinkt strijdlustig. Ook nu knikken ze bevestigend naar elkaar. Toch denk ik een glimp van hopeloosheid op te vangen in haar ogen.
Ik weet dat het mijn verantwoordelijkheid niet is, dat zij zich ook niet naar mij hoeven te verantwoorden, maar vanuit betrokkenheid voel ik na dit gesprek meer dan nodig is. Ik besluit simpelweg dat het mij mag raken. Gewoon omdat het zo is.
Ze weten inmiddels wat ik met ‘beter’ bedoel. Een vrij leven. Letterlijk. Ze kennen een groot deel van mijn verhaal. Met name hoe ik van mijn verslavingen af ben gekomen. Maar God hoeft niet altijd meer ter sprake te komen. Ik hoop vooral dat ze hem zien.
Ik kijk naar het echtpaar. Al snel praten we weer over koetjes en kalfjes. Ik mag ze graag. Ook het schijnbare gemak waarin het gesprek van zwaar naar licht gaat. Ik vind het dan ook niet erg dat mevrouw mij zo nu en dan een filmpje, lied of appje stuurt. Al vind ik het soms lastig dat dit soms ook buiten werktijd is als ik vergeet mijn mobiel uit te zetten. Maar toch, het is nu eenmaal onmogelijk om niet betrokken te raken als klanten hun lief en leed met je delen. Als je ze ziet vallen. En weer opstaan.
Het is ook diezelfde betrokkenheid waardoor ik mijn grens wat verlegt heb en de dame bij binnenkomst en vertrek een knuffel geef. De eerste knuffel die ze ‘vroeg’ met simpelweg haar open armen en vragende ogen, dat kon ik niet negeren. Ik kwam een stapje dichterbij. En het kwam ons contact ten goede.
Ik moet eerlijk zijn als ik zeg dat ik er wel een paar dagen mee in mijn maag heb gezeten. Vanuit hulpverleningsdenken zou ik kunnen aannemen dat het het opzoeken van grenzen is, of afhankelijk gedrag, ook gezien haar manieren van contact zoeken buiten mijn fysieke uren in huis om. Maar ik wist instinctief dat het binnen de perken zou blijven. En dat doet het. Daarbij; ze bracht mij in herinnering hoe ontzettend ik als cliënt gesnakt heb naar het stukje verbondenheid die in een knuffel of een appje schuilt. En hoe helend deze kan zijn, zelfs als zij gekaderd blijft.
De keer erop was ik degene die haar een knuffel gaf bij weggaan met de zijdelingse mededeling dat ik voortaan wel alleen binnen werktijd haar appjes nog maar kon lezen. Het voelde berekenend maar ik meende het. De grens. Maar zeker de knuffel. Het dichtbij willen én kunnen zijn op afstand.
Soms hebben mensen dat gewoon nodig.
Maar helaas is het niet altijd genoeg…
Als ik wegga hoor ik opnieuw een blikje opengaan.
Wat mooi hoe je in dit werk je hart laat spreken en Zijn liefde daardoorheen laat stromen. Het is natuurlijk om afstand te laten vervagen wanneer mensen je zo nodig hebben. Dat is wat je werk puur maakt en tegelijk zo pijnlijk. Zeker bij verkeerde keuzes als deze.
LikeLike
Wat is het verschrikkelijk om alcohol verslaafd te zijn en het is o zo moeilijk om daar van af te komen. Boosheid heeft geen zin. Wat is het fijn dat je dit echtpaar die liefde kunt geven waar ze naar hunkeren. Ach, en die afstand? Mooi om te lezen hoe je het doet. En natuurlijk mag je ook je grenzen aan geven.
LikeLike
Erg knap geschreven. De proeft de sfeer van liefde én beklemming.. Heel veel zegen en Gods nabijheid gewenst bij je werk!
LikeLike