Bijbel·Christen Zijn·Geloof·Gezondheid·LDH·Leger des Heils·Maatschappij·Psychiatrie

Onzichtbaar

Het is maandag. Zoals elke week roep ik uiteindelijk haar naam door de brievenbus. Op de bel reageert ze niet, de telefoon eindigt op voicemail en alles zit potdicht waardoor ik niet naar binnen kan gluren. Ze slaapt. Dan ineens zie ik twee vingers de luxaflex opzij schuiven. Ze fronst en verdwijnt weer.
Ik wacht vijf minuten en weet ook nu: ze is haar sleutels kwijt. Ik weet ook dat ze in haar sok verstopt zitten en dat het haar even kost om zich dat te herinneren.
Uiteindelijk gaat de deur open.
Mevrouw Tanja, vroeg grijs en gebogen kijkt mij verward aan. Haar stem klinkt onwillig.
‘Wat doe jij nu hier midden in de nacht?’
Ze wankelt en valt tegen de muur. Al het voorgaande was standaard maar nu gaan mijn alarmbellen af. Zal ze dronken zijn?
‘Het is middag lieverd,’ zeg ik tegen mijn bekende cliënt.
Ze schudt haar hoofd, draait zich om en grijpt naar haar rollator. Ze wankelt gevaarlijk en valt achterover in mijn armen. Snel ruik ik haar adem. Geen alcohollucht. De rollator en ik ondersteunen haar de gang uit maar in plaats van een gang naar de bank zegt ze dat ik haar los moet laten en wankelt ze naar de keuken.

‘Wijn. Ik moet wijn hebben. Dat mag vandaag.’
Even ben ik perplex. Zal ze tóch dronken zijn. Ik weet dat mevrouw Tanja tegen een alcohol probleem aanzit maar ze heeft nog nooit in mijn bijzijn gedronken. In tegendeel zelfs, haar wijntjes in de avond maakt dat deze degelijke vrouw van middelbare leeftijd zich kapot schaamt tegenover ons en haar omgeving.
‘Is dat nou wel zo verstandig?’
Ze negeert me.
‘Bent u dronken?’
Verbaasd kijkt ze op. ‘Natuurlijk niet. Ik ben net wakker. Het is nacht.’
‘Heeft u gisteren gedronken?’
Weer negeert ze me.
Ik kijk bezorgd toe hoe ze richting huiskamer gaat en zich op de leuning laat vallen, ze rolt de bank op en blijft ongemakkelijk op haar zij liggen, overduidelijk niet de baas over haar coördinatie. Aan het bed in de huiskamer kan ik zien dat ze inderdaad net wakker is. Wat er ook aan de hand is, dit is niet goed. Om te overdenken wat ik moet doen ga ik koffie zetten en een broodje smeren. In de huiskamer schuif ik het glas wijn naar het midden van de tafel, zet de koffie en het brood neer en zeg streng: ‘Eerst eten en dan pas drinken.’
‘Je bent lief’, zegt ze met een zucht.
En dan: ‘Ik ben verdrietig.’ Ze kijkt naar haar glas wijn maar pakt bevend haar koffie.
‘En ik ben in de war. Ik ben zo blij dat je er bent. Eindelijk aanspraak in mijn eenzaamheid. Wat moet dat nou met mij? Ik wil opgenomen worden.’
Moeizaam vertelt mevrouw Tanja mij dat ze alles kwijt raakt, voortdurend pijn heeft in haar al zo pijnlijke benen, dat ze vergeet te eten en te drinken, dat ze zomaar mensen belt midden in de nacht, dat ze voortdurend valt en dat ze zichzelf vervuilt. Ook deze dingen zijn mij in eerdere bezoeken niet ontgaan. Ik heb haar alleen nog nooit zo onstabiel gezien, zo slordig zien eten en drinken en het bovenstaande kostte haar een half uur om onder woorden te brengen omdat ze alsmaar onderbroken wordt door gedachten over dat ze nog steeds denkt dat het nacht is, dat de GGZ nog langs moet komen óf al is geweest, dat ze twintig uur heeft geslapen óf waren het er nou twee én dat ze toch weer haar sleutels kwijt is, die voor ons op tafel, in de sok liggen. Ik besluit contact op te nemen met haar thuisbegeleider zodat deze de huisarts en de GGZ kan bellen en deel dit mevrouw mede. Ze knikt gelaten.
‘Weet je wat het ergste is?’ zegt ze met tranen in haar ogen.
‘Dat ik hem elke dag zie. Elke dag!’
‘Wie?’ vraag ik terwijl ik het antwoord eigenlijk al weet.
‘Mijn man. Al een jaar in zijn graf en elke dag zit hij hier op de bank, staat hij aan mijn bed of verschijnt in mijn dromen. En elke keer wijst hij zijn vinger en zegt hij: Ik kom je halen Tanja. En ik wil helemaal niet dood!’
‘En wat zegt de psychiater daarvan?’ waag ik te vragen.
‘Het zijn hallucinaties, een deel van het rouwproces. Ik krijg er pillen voor.’
‘En helpt dat?’
Een beetje spottend kijkt ze mij aan.
‘Ik mag niet met die pillen stoppen. Daar is alles mee gezegd.’
Ik zucht. Ik zeg niks maar ik denk er het mijne van.
‘Maar goed,’ ze lijkt wat duidelijker te worden, ‘ik moet mijn pillen maar eens innemen nu ik eindelijk wat gegeten heb.’
Ze staat op, rolt zichzelf richting keuken en veel te laat bedenk ik mij dat ze dat niet gaat redden in deze staat. Haar handen schieten hulpeloos in de lucht en ze valt recht achterover. Op een haar na mist haar hoofd de eettafel en ontredderd ligt ze op de grond. Geschrokken concludeer ik dat het gelukkig meevalt maar als ik haar omhoog wil helpen krijgt ze het niet voor elkaar. Er zit niets anders op dan dit lichtgewicht op te tillen. Voorzichtig leg ik haar in bed.
‘Ga maar slapen lieverd, ik denk dat dat het beste is.’
Vijf minuten nadat ik haar pillen heb gegeven valt ze in een diepe slaap.

Ik contact haar thuisbegeleider en leg kort de situatie uit. Ze belooft actie te ondernemen en uit ervaring weet ik dat het wel goed komt qua zorg. Ik ben trots op het Leger des Heils waar ik voor werk. Ondanks alle bezuinigingen blijven we die extra mijl gaan voor klanten zoals mevrouw Tanja. Gewoon omdat het nodig is.
Omdat er ruim een anderhalf uur voorbij is gegaan weet ik dat ik voort moet maken met de huishoudelijke taken die nog op mij liggen te wachten. Nergens wordt ze wakker van.
Als ik klaar ben besluit ik dat er nog één ding is dat ik kan en moet doen.
Voorzichtig schud ik haar wakker.
‘Mevrouw Tanja, als u het goedvindt zou ik graag voor u willen bidden. En eerlijk gezegd wil ik ook bidden voor de verschijning van uw man.’ Ik houd mijn adem in. Hoewel mijn geloof mijn klanten niet onbekend is, bid ik nauwelijks in hun nabijheid, laat staan dat ik zo een gevoelig punt als de geestverschijning van haar man aanhaal in gebed.
Glimlachend kijkt ze mij aan. ‘Dat zou ik heel erg fijn vinden meid.’

Bijna een week later besluit ik de terugkoppelingen over mevrouw Tanja te lezen in haar rapportage. Mijn collega heeft inderdaad serieus actie ondernomen. De huisarts is ingeschakeld, ze heeft haar naasten gemobiliseerd, de boodschappendienst opgetrommeld, de GGZ is gesproken en er is een opname aanstaande.
Het gaat wat beter met mevrouw. Ze doet het goed onder de extra zorg.
Maar een glimlach breekt door in mijn hart als ik lees ‘dat mevrouw vanaf maandag geen ‘hallucinaties’ meer heeft gehad.’

8 gedachten over “Onzichtbaar

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s