‘Ga je mee naar een begrafenis?’
‘Ik heb geen gepaste kleding aan… ‘
Onze vriend wuift mijn commentaar weg. Hij heeft gelijk. Weinigen zullen gepaste kleding aan hebben.
Zonder mijn twijfel te overwegen sla ik mijn schrijfblok dicht en stap mijn laarsjes in.
Met een noodgang rijden we de zandwegen van het steeds armer wordende gedeelte van het Gipsy dorp in.
Uit het verhaal begrijp ik dat er een 11-jarig zigeunerjongetje is overleden waar het hele dorp voor uitgeroepen is. De jongen was als kind aangenomen ter adoptie door een Roemeens gezin, die nu het hele zigeunerdorp optrommelt voor een laatste groet.
De gemeenschap is hecht, maar op hun eigen manier. 80% van de Roma heeft de jongen en zijn (zeldzame) adoptieverhaal wel gekend maar waarschijnlijk (uit minachting en jaloezie) nooit gegroet en zal ook niet aanwezig zijn. De overige 20% is omgekocht dit nu wel te doen door een ‘rouwfeest’ bij te wonen. Zo’n rouwfeest is een drukke aangelegenheid. Helemaal als het door Roemenen georganiseerd wordt. Er is volop gratis eten en in mijn ogen is dat een lokker voor de zigeunergemeenschap.
Dat was gisteren. Vandaag is de begrafenis en onverwachts ga ik mee.
Vriend remt midden op een stoffig zandpad plotseling de auto en groet een magere man met een ringbaardje. De twee wisselen wat woorden uit en ik ben onthutst als vriend doodleuk zegt: ‘Dat is de biologische vader van de jongen. Hij zegt dat we nog een klein stukje rechtdoor moeten en de dienst al begonnen is.’
Blijkbaar is de vader een maatstaf en niet de menigte van het feest van gisteren, beschaamd loop ik een veel te magere opkomst binnen: een klein vierkant gebouwtje waarvan de helft van de houten bankjes niet gevuld zijn.
Ik word aangestaard door tientallen uitzonderlijk heldere bruine en groene ogen. Allemaal droog. Voor ik vriend aan zijn mouw kan trekken duwt hij mij richting een bankje en vertrekt naar voren. Aan de positie waar hij gaat zitten begrijp ik onmiddellijk dat hij waarschijnlijk als spreker deel van het ‘afscheidscomite’ is en dat ik ben meegenomen om niet de hele dienst uit te hoeven zitten. Ik dacht in de auto dat hij een grapje maakte met zijn ‘I wanna make it a ‘hi and goodbye’ service.’
Ik ben een vreemde blanke verschijning in het geheel. De blikken negerend staar ik naar het witte kistje. Mannen en vrouwen zitten apart. De mannen in het mannengedeelte zijn hun aandacht voor mij al verloren, sommige vrouwen vragen terwijl de dienst al bezig is hardop wat ik kom doen en of ik naast hun wil zitten. Stommig herhaal ik een paar keer in Roemeens geen Roemeens te spreken. Nu even niet. Ik schaam me rot. Dit was veel te nieuwsgierig en te impulsief. Er zit modder op m’n laarzen en ik ben in lentegroen gekleed.
De zangers spuien met veelste veel enthousiasme de kleine ruimte benauwd. Nog steeds zie ik niemand huilen. Een groepje vrouwen voorin kijkt soms nog achterom, ze beantwoorden mijn blik met een sombere grimas die gemaakt aanvoelt.
Voorzichtig raak ik wat op mijn gemak. Zo erg val ik niet uit de toon in dit gemêleerde gezelschap. Tieners met baby’s op schoot. Jongetjes van een jaar of 5 die elkaar uitdagend toeroepen en vervolgens naar buiten vertrekken zonder dat iemand zich eraan lijkt te storen. Mannen en vrouwen die op en af gaan. Kleine meisjes, niet ouder dan tien, pronkend met hun beginnende borstjes en make up, een paar knapen met lelijke littekens op hun wangen en een dame voor mij die aan selfie’s doet. Tot overmaat van ramp wordt de pastor tijdens zijn gebed gebeld. Zonder zijn ogen open te doen drukt hij de beller weg óf geeft hem een luid ‘Amen’ mee.
Het zaaltje waar ik deel van ben en dat wat er voorin gebeurt lijken twee aparte werelden die elkaar niet eens proberen te kruizen.
Ik zit er nu bijna een uur en heb nog geen idee wat het doel van de dienst is. Luid spreken, een preek, gezang en gebed wisselt elkaar af. Ik stoor me aan de droogte. Vriend heft nog een lied aan en knipoogt. Plotseling gaat er een meisje naast mijn bankje staan. Zeven, ouder kan ze niet zijn. Grote puppy ogen met een bedroevende blik. Ze slaat haar magere armpje om me heen en legt haar hoofd op mijn schouder. Het raakt me zo dat ik vergeet ‘een arm terug te geven’ tot ik vijf zéér ongemakkelijke minuten later besluit het onbeweeglijke kind op schoot te zetten. Ik merk dat er iets veranderd in de sfeer rondom mij en zie twee vrouwen elkaar signalen geven waarna ze het verstarde meisje en mij boos aankijken. Weifelend zet ik het op de grond en weg is ze.
Met moeite kan ik lezen wat er op ‘mijn’ kant van het kistje staat. De jongen bleek maar 9 in plaats van 11. Het staat met merkstift op de kist geschreven.
Plotseling staat vriend op. Middenin een lied.
In het voorbijgaan tikt hij op mijn knie. Gelaten sta ik op en wens dat ik onzichtbaar ben. In het halletje wordt ik gadegeslagen door het meisje die niet blikt of bloost en zelfs na een aai over d’r bol weigert te glimlachen.
Om het niet alsnog te dichtbij te laten komen besluit ik maar niet naar z’n naam te vragen.
Het was immers maar een ‘hi and goodbye service’…
Mooi onderwerp, mooi geschreven
LikeGeliked door 1 persoon
Even zit ik naast jou in deze andere wereld met haar eigen eigenaardigheden. Ik ben knap onbehaaglijk nu. Gaan we weer?
LikeGeliked door 1 persoon
Ja apart hé… Ik laat je weer gaan
😉
LikeLike
Goodd reading this post
LikeLike