Doelgericht bukt hij voorover. Hij veegt een laagje stof van een stapel tijdschriften en kijkt mij even met een schuin oog aan. Ik weet al wat er gaat komen. Hij wil dat ik zijn dierbare tijdschriften lees. Dit is de tweede keer en opnieuw word ik bepaald bij geduld. Geduld en tact.
Als hij mij het tijdschrift aanreikt zie ik dat het een modeblad is. Eén van de duizenden die hij in zijn bezit heeft. Ik schud lichtjes mijn hoofd.
‘Ik zou graag met u uitzoeken welke tijdschriften we weg kunnen doen. Misschien kunnen we er dan nog wel even in bladeren. Is dat een idee?’
Ik zie de teleurstelling in een snelle flits over zijn gezicht trekken.
‘Het is duidelijk dat u niet modebewust bent.’
Het is een constatering. Ik onderga zijn kritische gestaar en voel mij een klein moment ongemakkelijk in mijn verschoten trui, casual spijkerbroek en sportschoenen. Maar ik herpak mij als ik kijk naar de onverzorgde man die iets uitdagends in zijn blik heeft.
‘Dat klopt, ik ben niet modebewust’ zeg ik nuchter. Het was vast niet zijn bedoeling mij te beledigen.
Meneer zit schuin tegenover mij op een gescheurd en doorgezakt tweepersoonsbankje. Achter hem heeft hij de gordijnen in een kier opengeschoven, de straal licht die binnenvalt maakt dat de overvolle woonkamer iets minder bedompt aandoet, maar ik zie zelfs op het raam de schimmel zitten. Zoals ik al zei is dit de tweede keer dat ik aan dit adres kom. De vrij eenvoudige doelstelling is om het huis wat leger te krijgen zodat meneer zijn medische zorg kan ontvangen. Maar zo simpel is het niet. Meneer wil niks en vindt zijn volle huis wel prima. Het is zijn leven en dat begrijp ik. Ik begrijp het maar zie ook de noodzaak van anders in. Rijen dik aan tijdschriften. Vooral mode en dames bladen. Stapels hoog aan kranten. Het begint in de gang, verspreidt zich naar de keuken en hoopt zich op in de huiskamer. De enige variant in de zee aan tijdschriften zijn de tientallen verspreidde radio’s die het in de loop der jaren begeven hebben.
De hoek waar we zitten is de enige hoek die daar de ruimte voor geeft. De week ervoor, onze kennismaking, verliep stroef. Meneer voelt de druk dat er iets in zijn huis moet gebeuren maar wil geen duimbreedte wijken. Ik sta voor een uitdaging en heb in overleg met kantoor besloten ruimschoots de tijd te nemen om vertrouwen te winnen alvorens ik waarschijnlijk echt door kan pakken.
Ik kijk naar de figuur schuin voor mij en voel medelijden. Ik zie een vereenzaamde man die wegens medische klachten de deur niet uit gaat, die wegens een scala aan psychische problemen geen sociale contacten heeft, vanuit onkunde vaak maar wat beledigends zegt en weinig kennis heeft van de wereld buiten dat wat hij ziet op het journaal en leest in zijn bladen. Hier en daar steekt er een vettig plukje haar uit zijn schedel, hij ruikt naar urine en heeft mij koffie voorgezet in een beker die afgrijselijk stinkt. Hij draagt een versleten joggingbroek, een veel te strak shirt met gaten, een stel sloffen die net zo stoffig zijn als zijn huis. Meneer is geobsedeerd door mode. Een schril contrast met wat er voor mij zit.
In stilte zitten we een paar minuten tegenover elkaar.
‘Weet u,’ zegt meneer opeens. ‘U bent eigenlijk maar een eenvoudige vrouw.’
Ik vraag mij af waarop hij dat baseert maar zeg niets.
‘U houdt niet van mode en draagt geen make-up.’
‘Dat klopt,’ zeg ik weer. Opnieuw bedenk ik mij dat dit een sterk staaltje sociaal onaangepast gedrag is maar wederom vast niet zijn bedoeling mij te beledigen. Ik besluit het bij meneer te houden en zoek opnieuw een opening om misschien toch iets op te kunnen ruimen. Ik weet dat als ik daar niet steeds rustig over begin, ik al snel zal vervallen tot een wekelijks bezoekuur en daar zijn we beide niet bij gebaat.
‘Ik begrijp dat de zorg niet zo regelmatig komt als u zou willen. Daar kunnen we dat aan doen, weet u… Wanneer heeft u voor het laatst gedoucht?’
Hij zucht en vermijdt mijn blik.
‘Een maand geleden. De zusters willen mij niet wassen. Ze zeggen dat ik dat zelf kan.’
Ik lach hem bemoedigend toe. ‘Ik denk dat u nog veel meer zelf kunt. Meer dan u denkt.’
Hij kijkt mij even ongelovig aan.
‘Ik kan niets, weet u. Dat wordt mij mijn hele leven al verteld.’
Als ik zeg dat ik het daar niet mee eens ben kijkt hij boos en richt zijn blik nors weer op zijn vele tijdschriften.
Opnieuw bukt meneer voorover. Verlegt wat van de ene naar de andere stapel, taxeert de omslagen en vindt uiteindelijk wat hij zoekt.
Weer reikt hij mij een modetijdschrift aan. Een andere dit keer.
Geduld denk ik. Tact. Dat zorgt voor openingen, toch?
Ik pak het aan, leg het op mijn schoot en glimlach. Dit worden twee lange uren.
‘Als u mij nou wat over mode vertelt, dan kunnen we daarna misschien kijken welke oude bladen weg kunnen als u daar toch al zoveel over weet…’
Hij opent en sluit zijn mond. Ik vermoed dat hij zijn protest inslikt.
Maar dan glimlacht hij. Voor het eerst.
Als ik de week erna kom staan er twee plastic tasjes met kranten en wonder boven wonder een tijdschrift. Ik ben apetrots op meneer als hij zegt dat ik ze weg kan gooien en vergeef hem dan ook hartelijk de opmerking ‘dat hij mij maar een zware vrouw vindt…’
Oh Natas, wat heb ik dit gemist!! Fijn dat je weer schrijft 🙂
LikeLike
Dankje! Ook fijn om weer te doen!
LikeLike
Heel mooi en inlevend geschreven
LikeLike
Dankjewel!
LikeLike