Borderliners zijn ingewikkelde mensen.
Getraumatiseerd in emotie en denken door (nare) levenservaringen. Op puntje regulatie scoren ze over het algemeen laag. Gebrek aan impulscontrole noemen we dat, net zoals ze onvoorspelbaar, manipulatief, destructief en onverzadigbaar zouden zijn. Deze schets is helaas wat veel dossiers kenbaar maakt.
Maar ondanks dat deze persoonlijkheidsstoornis in zijn term ‘grensgeval’ alles al tegen zich lijkt te hebben, zijn mensen met deze diagnose vaak óók grenzeloos tegen onrecht, bijzonder intelligent, sensitief, creatief en bovenal sociaal bewogen.
Zelfs als lijkt dat ze hier niet goed op weten te reageren.
De emoties die ze niet kunnen filteren, de rare bokkensprongen die ze soms maken of de vreemde gedachtekronkels waar ze elke dag tegen vechten zijn allereerst voor de lijders aan Borderline een probleem en beperking. Dan pas voor ons hulpverleners.
Geloof me, ik heb van beide walletjes gegeten.
Als ik Sasja voor het eerste zie, is het zomer.
In haar huisje hangt de muffe geur van veel te veel kleding en hond, gecamoufleerd met parfum.
Mijn nieuwe klant zegt al een aantal dagen niet buiten te zijn geweest omdat ze ruzie heeft met de buren. Ze wil deze mensen niet tegen het lijf lopen. Behalve een hoop heftigheid en spraakwater begrijp ik niet precies wat er is gebeurd. Maar het is duidelijk: ik kom hier voor het eerst en er is een probleem met de buren.
Voor mij staat schattig serviesgoed en een zelfgebakken cake. Handig schuift Sasja een stuk cake op een bordje, biedt het mij aan en schenkt na mijn knik koffie in.
Ik heb al snel helder dat de buren haar gekwetst hebben en dat ze bang is de beste buurvrouw wat aan te doen. Iets met onrecht en hondenpoep. Het verhaal lijkt mij allemaal een beetje sterk en stiekem grinnik ik. Scherp als Sasja is vangt ze het op en zucht.
‘Weetje,’ ze zet net iets te hard haar schattige koffiekopje neer, ‘eigenlijk heeft de buurvrouw gewoon gelijk en schaam ik mij kapot…’
Het is nog geen tien uur, als ze na deze woorden een kussen opzij smijt en er een fles wijn tevoorschijn komt. Ze giet zonder gene een leeg glas naast haar koffiekopje vol en kijkt mij enigszins ontredderd aan. Opnieuw grinnik ik en vraag simpelweg of de balkondeur open mag. Schuchter, nog nuchter stemt ze toe.
Ik begrijp direct waar de burenruzie om te doen was. Langs mijn been schiet een Jack Russel van balkon. Een balkon bezaaid met hondendrollen.
Als ik niet veel later letterlijk mijn mouwen opstroop om de hondenstront te ruimen denk ik geen moment na over de littekens op mijn armen. Of nee, dat zeg ik verkeerd; ik had werkelijk geen flauw benul van de oh zo normale actie die ik gedachteloos deed: Gewoon mijn mouwen opstropen. Mijn verleden, als automutilerende Borderliner, ver achter mij.
Dat terwijl ik vaak bij een nieuwe klant, zoals ook nu, bewust lange mouwen draag tot ik heb weten te peilen wat voor vlees ik in de kuip heb. Een gedachteloze inschattingsfout.
Met grote ogen kijkt Sasja naar mijn gehavende armen.
‘Tja,’ zeg ik licht ongemakkelijk, ‘wij leren elkaar nog wel kennen, maar om te beginnen kan ik je zeggen dat je boosheid en verdriet geen vreemde zijn voor mij.’
‘Recent verleden?’ vraagt Sasja oprecht nieuwsgierig. Ik zie naast de schok ook een bewogenheid in de ogen van deze vrouw van middelbare leeftijd, maar ik word toch nóg ongemakkelijker van haar staren naar mijn littekens. Ik trek mijn gele werkhandschoenen aan, die gelukkig tot ver over mijn onderarmen reiken.
‘Niet recent’, zeg ik nu ook glimlachend en aai even met een handschoen over een arm. ‘Dit zijn oude wonden, klaar om gebruikt te worden als voorbeeld. Ze zijn genezen.’
Ik zoek nu bewust oogcontact, leid haar ogen weg van mijn verleden.
‘Deze littekens laten zien hoe slecht het met mij ging, maar zijn tevens de tekens dat ik eroverheen ben gekomen.’
Ze zucht en knikt. ‘Je bent dapper.’
Dan schenkt ze haar wijnglas opnieuw vol en knikt voor mij naar de koffiepot.
Als een kleine twee uur later het balkon schoon is, is Sasja klaar om de buren een excuses aan te bieden, al laat ze zich niet overhalen dit pas te doen als ze nuchter is.
De week erop zie ik dat de lamellen van Sasja dichtzitten en ook haar hondje zit weer op het balkon. Ik draag wederom lange mouwen. Het is snikheet en het valt op dat ook de buren de aangrenzende balkondeur dicht hebben met dit weer.
Als Sasja de deur opendoet heeft ze verband om haar arm.
‘Hoi,’ zeg ik.
Ze negeert mijn groet, trekt mij aan mijn pols de woonkamer binnen, duwt mij op de stoel en steekt direct van wal. Ik ben te overrompeld om te reageren. Wel valt mij op dat ze wederom het schattige servies en zelfgebakken cake heeft klaargezet.
‘Ik had je dit niet willen zeggen…’ en ik zie hoe ze liegt zonder het te verbergen, ‘maar moet je kijken!’
Ze wikkelt het verband in sneltempo af en duwt een arm met vijf gehechte snijwonden onder mijn neus. Ik verafschuw het moment en voel primair een boosheid.
Ik ben oprecht geschokt en pak voorzichtig haar arm.
Ergens schiet de lugubere gedachte door mij heen dat ze voor een eerste keer snijden mij toch echt overtroffen heeft, maar ik zeg:
‘Dat is niet het voorbeeld dat ik bedoelde!’
Ergens van binnen word ik een beetje koud en scherp, maar leg mijn hand over de gloeiende wonden. Ik weet niet waarom ik dit doe, maar ze ontspant genoeg om mijn vraag te kunnen beantwoorden:
‘Sasja, nu moet je eerlijk zijn. Heb jij dit gedaan om mij te choqueren? Of gaat je wanhoop echt zo diep? Want dan moeten wij daar actie op ondernemen.’
Het is een tactisch en gemene vraag. Natuurlijk is haar wanhoop oprecht, wil iemand zulke wonden kunnen toebrengen bij zichzelf. Maar kopieerde ze mij om zo een nieuw beeld aan de wanhoop te geven? In dat geval had ik een probleem met deze vrouw als nieuwe klant. Mijn verleden mag in mijn functie een toevoeging zijn, geen aanstoot.
Ontredderd kijkt Sasja mij aan.
Het piepstemmetje komt vanuit haar binnenste en ik voel dat mijn primaire reactie wat wegebt.
‘Nou ja,’ piept ze, ‘de spanning was zeg maar om te snijden…’
De rest van mijn drie uur bij haar probeert ze te hard mijn vriendin te zijn. Ik hou mijn mouwen omlaag. En als ik buiten sta zucht ik. Zowel Sasja als ik kunnen niets aan deze situatie doen, nu hij alreeds gebeurd is. Mijn klant heeft wonden. Diepe wonden.
Het nuchtere besef dat ik niet goed ga zijn voor deze dame valt rauw. Ook daar kan Sasja in deze fase van haar leven niets aan doen. Ik wel. Als professional.
Met een oprecht verdrietig gevoel bel ik kantoor.
Ergens is de clou van mijn verhaal simpel zat.
En zo breng ik het ook:
Ik kan niet meer naar mevrouw Sasja. Want:
‘De spanning was om de snijden.’
Pfff heftig die confrontatie mop. Maar door haar niet te helpen, kun je haar ook helpen 😚
En die vraag en openheid zal toch iets met haar doen.
LikeLike