”Je hebt hulp nodig.”
Ik snuf.
”Misschien…”
De zelfmedelijden zakt af.
”Er zijn echt hele goede mensen die je hier doorheen kunnen loodsen.”
Oké.
De zelfmedelijden is terstond verzwolgen door -wat voor een weerstand- er ook in mij op komt zetten. Ik droog mijn tranen, beëindig het gesprek met de dappere vriendin die mij subtiel terugkoppelt dat ik een ongeleid projectiel ben. Trots probeer ik mijn hoofd te heffen. Het mislukt. Ik knijp in de stoeprand.
”Heer, U heeft het gehoord! Ik heb hulp nodig! Als U niets doet, doe ik ook niets!”
Misselijk en baldadig van die vage angst die ik sinds mijn kankervrije leven soms op voel komen –alsof de wereld over mij heenvalt– pers ik mijn lippen op elkaar. Ineens weet ik dat ik veilig ben achter mijn Leger des Heils embleem én alles wat zij waarborgt.
Ik kan dit.
Ik weet dat dit voor mijn persoonlijke situatie het beste is: Gewoon doorgaan.
Jaren van stemmingsstoornissen hebben mij geleerd dat de enige manier om mijn systeem normaal te laten functioneren, ook gewoon normaal DOEN is. En ik heb door de jaren van herstel (van mijn leven) geleerd dat ik een mens ben die soms gewoon bevestiging moet vragen, in plaats van ervan uit te gaan dat men dit geeft. Dit betekent dat ik soms gewoon rechttoe – rechtaan moet vragen wat er door iemand heengaat. Of hoe zij zichzelf zien jegens mij. Of ik maak graag duidelijk hoe leuk ik jou vind! Dat voorkomt dat mijn gedachten op hol slaan. En ik weet: Dat maakt mij intens. Belastend soms. Ik kom graag dichtbij. Je krijgt er een heleboel Natasja voor terug.
*glimlacht zelf maar even…*
Dat laatste wil helaas niet echt uit de verf komen. Niet zoals ik graag schilder.
Ik trek mij terug om niet té belastend te zijn, doe mijn dagelijkse ding en vind mijzelf soms terug in een put. Of zoals wel vaker, op een stoeprand.
Maar ik weet dat de weg voorruit de enige mogelijkheid is. Al kruip ik op mijn tandvlees uit die put, die berg op. Zelfs als ik op dagen zoals vandaag bij klant 1 naar binnen geholpen moet worden door een belletje naar mijn zorgcoördinator en bij klant 2 door een ‘toevallig’ telefoontje van vriendin.
En daar stond ik. Aan een vreemde deur.
En daar stond een zenuwachtige man.
En zoals altijd bij paniek; de onverklaarbare last van het leven week, de gedachten aan totale desolaatheid maakte plaats voor contact en eigenlijk ging het best goed. Gewoon DOEN. Ik wist het. Ik had alleen even bevestiging nodig. Die vriendinlief óók gaf. Een -Just Do It Affraid- zetje uit de hemel.
Prima dus. Waarom mijn binnenkant vandaag uit elkaar viel wist ik nog steeds niet, maar mijn buitenkant redde zich prima.
Echt prima. Tot de man mij een sigaret aanbiedt. Uit een pakje sigaretten met een prachtige foto van een tong. Met kanker.
Hoe groot kan misleiding zijn. De paniek instant terug in mijn leden. En oh help! Achter mijn oogleden! En… alles in mij ging uit naar die sigaret in zijn handen.
Ik hoorde de wanhopige kreun over mijn lippen komen. Ik wist dat het niet zichtbaar was, maar ik voelde bijna mijn masker uit elkaar spatten.
‘Sorry,’ stamelde ik, wetende dat mijn verbale reactie niet zonder uitleg kon, ‘ik heb die vorm van kanker op je pakje peuken gehad…’
De woorden: als falen.
Een onnodig harde confrontatie met de werkelijkheid. Mijn kwetsbaarheid op tafel.
Sukkel.
Er kwamen tranen in zijn ogen!
Ik hoop dat ik de tweede kreun onderdrukt heb, maar reageerde niet minder subtiel.
‘Shit! Dit was niet de bedoeling!’
Nu huilde hij echt. Vreselijk.
Hij vatte echter moed.
‘Dat is het niet. Ik word erdoor geraakt. Dat moet vreselijk zijn geweest…’
Grappig.
Hoe je ineens van woorden ook weer kunt kalmeren. Jezelf weer wordt.
‘Tjonge. Het spijt me hoe dat je raakt. Ik vind het mooi dat je dat laat zien. Maar ik had niet zo openhartig moeten reageren.’
Dit keer pakt hij een zakdoek en stiekem knijp ik hem nog, hoewel de hulpverlener in mij triomfeert. Zijn woorden raken mijn hart, maar ik ben als de dood dat hij er een schepje bovenop gaat doen.
En dat gebeurd, tot hij zich uiteindelijk verontschuldigd dat hij gewoonweg een emotioneel mens is. De tweede oprechte lach van vandaag. Hij moest eens weten! Ik reageer op de minst primaire manier op zijn vraag ‘herken je dat?’ en blaas opgelucht mijn zuchten uit als ik zie dat hij het antwoord voor lief neemt.
‘Ja, ik ken dat gevoel. Het leven zal je soms vreselijk veel pijn doen…’
Om tot closure van het moment en mijzelf te komen stond ik op.
‘Ik kan wel beginnen met dweilen, de vloer rondom jou is toch al nat…’
Heb ik hulp nodig?
Ik heb de laatste tien jaar een aardige heropvoeding van een Kundig Hand gehad.
Die Bouwmeester, die bovenal harten restaureert, weet precies: wat ik waar en wanneer nodig heb.
Zoals vandaag. Heb ik hulp nodig? Ja. Absoluut. Ik heb het ontvangen:
Toen ik met een plastic glimlach naar het werk vertrok, mijn wereld uit niets anders dan totale paniek bestond en toch door kan zetten. Hoe? Geen idee, maar mijn eerste klant zag dat mijn ochtend niet de beste was. Ze vroeg, of eigenlijk gebood deze oudere dame: ‘Wil je alsjeblieft een beetje haarlak in je haar gaan doen. Je ziet eruit alsof je zo je bed bent uitgerold en het irriteert.’
Die had ik nodig.
Het was de waarheid en mijn eerste lach.
Maar ik kreeg ook wat ik nodig had toen mijn zorgcoördinator achteraf gezien écht goed had nagedacht over de match die ze tussen mij en de gevoelige man maakte. Ik zie daar liefdevolle zorgvuldigheid in.
Ja, het doet pijn dat er dus ook naar mijn psychische belastbaarheid wordt gekeken binnen mijn werk. Waar ik eerst de ‘uitdagingen’ kreeg aan cliënten is het nu een uitdaging zelf geen cliënt te worden! Maar ik proef hierin het geduld, de ruimte om opnieuw te mogen ontdekken of nu, na kanker, ooit (psychisch) kwetsbaar ook altijd kwetsbaar betekent…
Maar ook toen mijn vriendin belde, de tranen doorbrak om mij toch die vreemde deur door te loodsen; ook toen kreeg ik wat ik nodig had.
En dan dat moment achter die deur. De lach die altijd redt en de traan van een vreemde.
Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Maar komt altijd weer op zijn pootjes terecht.
Heb ik hulp nodig?
Jij mag het zeggen. Waarschijnlijk klop ik eerder bij jou, als naaste aan dan bij een hulpverlener.
Want terwijl ik dit blog aan het sluiten ben, word ik gebeld door een broeder uit de kerk. Hij opent zijn verhaal met de woorden: ”Ik heb hulp nodig.”
Ik stap even achter dit scherm weg.
Heerlijk, zoals sommige mensen dat dus wel gewoon kunnen aangeven. Aan elkaar. Zoals ik. Vandaag.
Ik grijns, vergeet niet. Ik ben geholpen. Vandaag.
”Broeder, je praat niet tegen dovemansoren. Wat kan ik voor je doen?”