‘Wat is het adres van je moeder?’
Ik lees het berichtje en frons. Even twijfel ik, maar typ het toch.
‘Veldje K.’
‘Ok.’
Meer informatie krijg ik niet. Ik vind het prima.
Ik ben zelf al jaren niet meer uitgebreid bij mijn moeder langs geweest. Het schuldgevoel daarover is verdwenen. Toen onze wegen 26 jaar geleden onverwachts scheidden heb ik het nog een tijdje geprobeerd. Ze is destijds naar een stille plek verkast, die ik in de loop van de jaren heb zien verloederen. En de levendige gedachte dat mijn moeder er ook steeds slechter uit ging zien hebben het contact doen verwateren. Vorig jaar was ik er ineens klaar mee. 25 jaar na onze definitieve communicatiestoornis heb ik tabee gezegd.
Mijn frons wordt nog dieper als ik de volgende dag een app krijg met een foto. Een totaal onverwachts beeld op de vroege ochtend. Mijn verbazing wordt al snel nieuwsgierigheid.
Ik zie dat mijn vriendin een verklaring aan de foto aan het typen is.
‘Ze leeft anti-kraak, hoelang heeft ze de huur al niet betaald?’
Ik grinnik om de droogte en zoem met een snelle beweging even mijn schermpje in op het gebroken roosje. Ze vervaagt.
‘Een jaar of zes, maar het is mij een raadsel wat jij daar doet?’
‘Mij ook…’
Ik twijfel opnieuw. Maar typ het toch.
‘Gezellig?’
‘Niet zo spraakzaam als jij’
Ik lach. ‘Beetje eenzijdig contact hé?’
‘Ja, maar vond het onbeleefd om steeds voorbij te rijden, ofzo’
Dat vind ik lief. Ik kan inmiddels gedachteloos langs de plek rijden waar ik mijn levensverhaal in de schoot van mijn moeder begraven heb. Maar dat een vriendin de integriteit vat om even een bezoekje te doen raakt mij onverwachts.
‘Ben jij ook zo benieuwd hoe het je boek vergaan is?’
Ineens ben ik dat ja. Grijnzend om de flauwekul en lading van de tekstberichten dring ik aan.
‘Kijk even, onder die plantjes.’
Haar reactie maakt dat ik toch even moet bellen.
‘Je denkt toch serieus niet dat ik op klaar lichte dag ga zitten graven naar een boek. Je weet nooit wat je tegenkomt!’
Lachend luister ik even mee met de stilte die achter haar heerst.
‘Zit jij nou serieus op je vrije ochtend op een bankje bij een vrouw die je niet eens kent?’
‘Luister nou!’ roept ze uit, ‘Er staan aardbeienplantjes op haar graf.’
Ik overdenk het totale gebrek aan logica in de zin. Dan barst ik in lachen uit, mijn gedachten kunnen zich simpelweg niet snel genoeg uit de voeten.
‘Dus de vraag van vandaag is: Zou ik aardbeien van het graf van mijn moeder eten?’
Ze lacht. En zucht.
‘Dit zijn van die momenten dat ik mij afvraag of zij nou net zo’n bord voor d’r kop heeft als jij… Maar die aardbeien zou ik overwegen.’
Ik lach, maar niet gemeen.
‘Schat, wie heeft er hier nou een bord voor d’r kop? Ga je voor aardbeien over lijken? Daarbij: Jouw moeder maakt jam. Die van mij produceert aardbeien.’
Als ik aan mijn koffie sip bedenk ik mij tevreden. Vriendschap en tijd. Beide helen wonden.