Jeruzalem verkeerde in hevige verwarring. Het was alsof iedereen moeite had de normale routine op te pakken na wat ze aanschouwd hadden. Slechts weinige hadden geslapen. En niemand kon de meeste trouwe volgelingen van de martelaar vinden om te vragen of ze wisten wat er nu zou komen…
De discipelen verborgen zich in intense onzekerheid. Hun beste Vriend, Leraar, Leidraad en Jeruzalem´s Belofte hadden ze de avond ervoor verschrikkelijk gemarteld zien worden. Geen van allen had het aan kunnen zien. Het proces was zo snel gegaan dat geen van hen ook maar iets kon zeggen om de schok te vullen. Het verraad was diep geslapen. Net als de rest van het volk hadden ze de Zoon van God in zijn laatste ademtocht horen uitroepen waarom Zijn God hem verlaten had. Daarna hulde alles zich in duisternis.
De angst was enorm. De verstrooidheid en paniek onder soldaten, toeschouwers van de kruisiging en huilend publiek deed de stoffige schedelplaats sidderen.
God rouwde en niemand ontkwam aan dat gevoel.
Het was nachtwerk geworden Jezus in Zijn graf te krijgen, om het ooit gebruinde en soepele lijf van de Meester te ontdoen van bloed en schaamte en te balsemen, zoals gebruikelijk was. Enkele vrouwen deden in diep verdriet hun bijdragen en bedachten ironisch hoe de Man die geen plek had om zijn hoofd ten ruste te leggen, werd neergelegd in een graf van de rijken.
In elke straat en steeg van Jeruzalem zinderde de adrenaline nog.
De religieuze ondertoon van de schijnbaar rechtvaardige veroordeling was voelbaar in de aderen van de stad, maar niemand kon haar plaatsen. Vriend of vijand niet. Men kon de opgefokte aderen in de halzen van de leiders zien kloppen op macht. Maar een gevoel van overwinning brak niet door.
Dit was geen gebruikelijke Romeinenmoord geweest waarvoor men nauwelijks nog op de been kwam. Dit was een opmars geweest. Een openlijk proces waarin de meest meningsloze types ineens beesten werden en de trouwe aanhangers een machteloos verstomde massa. Iedereen had in de afgelopen tijd het conflict zien ontwikkelen tussen de eigenaardige Profeet en de religieuze leiders van die tijd. De Profeet was anders geweest. Een omdenker met een heel andere economie. Zijn liefde voor mensen kostte hem zijn leven.
Enkele dwazen waren spottend bij de tempel gaan staan. Geruchten gingen dat er in de kern van de tempel, de woonplaats van de God van de Joden, zich een ramp had voltrokken ten tijde van het sterven van de Jodenkoning. Enkelen getuigden dat ze de aarde voelde trillen. Een enorm geweven gordijn dat mens van God scheidde zou gescheurd zijn en vrij toegang tot God mogelijk.
Duidelijk was dat de Joden er niet zo toegankelijk over dachten.
Sommigen zaten gehuld in gescheurde klederen of lompen op het tempelplein of elders in de stad. De meeste waren met as bedekt.
De dwazen lachten. Zou de tempel nu helemaal afgebroken worden én ook weer herbouwd in drie dagen, zoals de Profeet claimde? Het enige wat ze tot nu toe afgebroken hadden zien worden was het lichaam van de Profeet.
Ondertussen keek Petrus keek van een heuvelrug naar de reuring die onder hem in Jeruzalem krioelde.
De hele nacht had hij bitter zitten wenen en een ongekend falen door zich heen voelen gaan.
Toen hij tegen de ochtend het verhangen lichaam van Judas vond, wist hij dat niemand van zijn makkers en het volk hun Meester ooit echt begrepen hadden.
Hij allerminst.
Judas had het lef zich te laten boeten voor zijn verraad. Hij kon het niet. Ergens wist hij dat hij het verdiende om onderworpen te worden aan de scherpe pijn van het verwijdering van zijn meest intiemste vriendschap.
Hij wist dat zijn makkers zich nu ergens verstopte, waarschijnlijk weenden de vrouwen bij het graf. Hij wist dat ieder van hen dezelfde angst ervoer, de angst om afgerekend te worden op het radicale gedrag van de gestorven Zoon van God. Om over de verwarring en boosheid maar niet te spreken: iedere inwoner van Jeruzalem droeg de emoties rond Jezus’ kruisiging op hun gezicht. De hele stad, iedere laag, stand, religie, vriend of vijand of onwetende zat met dezelfde vraag:
Hadden ze goed gedaan aan het doden van de Man, die claimde eeuwig leven te komen brengen?
Die met zijn laatste zucht hemel en aarde nog kon bewegen? Zou zijn licht slechts tijdelijk zijn geweest? Of zou hij terugkeren?
Petrus zuchtte en wreef in zijn eeltige vissershanden. Hij wist het allemaal even niet meer.
Hij zou ALLES geven om nog eenmaal de vergevende liefde van zijn Leraar en Vriend te ontvangen. Als hij het over kon doen, zou hij neerknielen aan dat kruis…